Aanraken – onze eerste taal.
Ik heb dit geschreven met een hoop aanmoediging van mijn Co-Counseler, die me overhaalde om iets openbaar te maken, waarvan mijn patronen zeiden het goed verborgen te houden. Hij hielp me om te zien dat ik over de waarde van aanraken heel mijn leven heb nagedacht, en dat dit van waarde kon zijn voor andere mensen.
Mijn botten braken als glas, maar niemand wist dat, dus geboren worden veroorzaakte mij veel pijn. Onhandige, maar goed bedoelende mensen trokken me uit m’n moeder en misschien sloegen ze me even om m’n ademhaling te laten beginnen. Twee gebroken benen, een klap, maar ik wist nog steeds dat er van me gehouden werd. Dat wist ik omdat ik aan mijn verrukte ouders werd gegeven, die alleen mijn dikke bos rood haar zagen, mijn kleine nageltjes en mijn knopneusje – al die dingen die ouders elke keer weer verwonderen, elke keer dat het wonder van leven zich aandient. Ze lieten me hun verrukking zien door me dicht vast te houden, mijn gezicht te strelen, ze lieten mij hun vingers grijpen, en glimlachten naar me met blijdschap op hun gezichten.
Ik moet me verschrikkelijk ongemakkelijk hebben gevoeld, maar ik voelde me veilig toen ze me mee naar huis namen om mij aan mijn oudere zus te laten zien, die zat te wachten op haar nieuwe speelmaatje. Pijn maakte dat ik stil wilde liggen en niet bewogen wilde worden. Ik schreeuwde elke keer als ik werd opgetild of luiers werden verwisseld. Na 4 dagen bracht de ongerustheid van mijn ouders me terug in het ziekenhuis. Röntgen stralen, een diagnose en alles in mijn korte leven veranderde.
Ik kan nog steeds het terugtrekken van de wereld om me heen voelen. Het achteruit stappen. Verdriet verving de blijdschap, angst kwam in de plaats van intelligentie. De witgejaste hulpverleners leken het bezit over mij over te nemen, uit naam van de Staat. Ik werd in een wieg geplaatst. Mijn ouders werden naar huis gestuurd. Verpleegsters kregen instructies om niet met me om te gaan uit angst voor verdere verwondingen aan mijn botten. Ze namen niet de verwondingen aan mijn hart, mijn ziel in overweging.
Aanraken is onze eerste taal. Sterke handen zijn gemaakt om hun eigen kinderen vast te houden. Warme lichamen zijn er om veiligheid te verstrekken. Zachte borsten zijn er om voeding te verstrekken. Al het andere is op afstand – geluid, beelden; onze nieuwgeboren hersenen moeten nog leren om alles te begrijpen – maar aanraken kennen we al. Zijn troost is direct. Vanuit die stevige basis beginnen we om de vloed van informatie die via onze zintuigen binnen komt in elkaar te passen. We leren waar wij eindigen en de wereld begint. We leren wie er voor ons is. We leren waar we passen/horen. We kunnen leren om honger, pijn en angst te overleven, zonder veel lang blijvende schade, als we in een helende omhelzing worden gehouden.
Wat leerde ik, helemaal alleen liggend in mijn wieg, in de valse veiligheid die door mijn isolatie werd geschapen? Er was iets verschrikkelijk mis gegaan, en ik moest daarvoor worden gestraft. Alles wat ik nodig had was me afgepakt – warmte, nabijheid, liefde, de sensatie van huid op huid. De wereld was gestopt om met me te communiceren.
Ik kan alleen donkerte herinneren en een gevoel van onveiligheid. Mijn fysieke pijn kon ik niet langer als van binnen uit plaatsen. Het leek me van buitenaf te overkomen als ik me bewoog met het mij vasthouden op rantsoen. Mijn huilen bracht niet anders dan de boosheid van een overwerkte staf. Ik leerde om me stil te stil te houden. Dat was de enige manier om te overleven. Stil en rustig was veilig. Een levenslange gewoonte zette zich vast.
Een medogenloos begin, onderbroken met gouden momenten waar de menselijke instincten het wonnen. De zusters die de regels vergaten en zorgzaam plezier met me maakten. Een vlaag van talkpoeder en wat gegiechel. Bezoeken van mijn ouders die steeds meer vol vertrouwen werden dat ik niet alleen maar slecht nieuws was. Mijn vaders stralende groene ogen die zeiden dat het goed zou komen, hij zou voor me terugkomen en uiteindelijk heeft hij dat ook gedaan.
Mensen hebben het nodig om aangeraakt te worden, niet alleen als we kleine babies zijn, maar ons hele leven lang. Het is een rationele behoefte. Mijn vroege afzondering is maar gedeeltelijk geheeld, en die heling is gebeurd door menselijk contact. Omdat ik thuis woonde, met maar een klein beetje technische ondersteuning, moest ik overal rondgedragen worden. Ik vond het heerlijk. Mijn beste herinneringen zijn rijden op mijn vaders schouders, of in zijn armen gedragen worden als we naar de bibliotheek gingen, of de winkel, of de schommel.
Er zijn veel verschillende manieren van aanraken – aaien, strelen, massage, wassen, drogen, knuffelen, dragen, worstelen – een hele taal waar we ons nauwelijks van bewust zijn. Ik herinner me mijn eigen dochter, en ze had dezelfde beperking, ze leed ook aan de onafwendbare pijn van gebroken botten. Ze was niet gehospitaliseerd. In plaats van welke medisch ingrijpen, eiste ze een warme hand stevig over dat deel van haar lichaam dat gewond was. Met deze aanraking was ze zichtbaar in staat om te ontspannen en de helende slaap te slapen die ze nodig had. De hand moest de hele dag en nacht op die plaats blijven. Op het moment dat ik overwoog om me te proberen verplaatsen, verstrakte ze en begon ze te jammeren. We moesten vrijwilligers werven en trainen van onze vriendenkring om deze wake te delen. Ik was verbaasd over hoeveel van hen instinctmatig begrepen waarom dit belangrijk was. Als gevolg hiervan heeft mijn dochter nooit geleerd om pijn aan isolement en angst te verbinden, en onze vrienden hebben geleerd hoe hun handen een kind kunnen helpen om te helen. Haar herstel was altijd opmerkelijk snel.
Het lijkt mij dat deze aangeboren kennis is verstikt onder het gewicht van misverstanden, angst en misbruik. De enorme winsten die gemaakt kunnen worden uit onze behoeften zijn de brandstof voor de ontwikkeling van enorme industrieen – de sexindustrie, de schoonheidsindustrie, de ‘gezond en fit’ industrie en de mode industrie, om er maar een paar te noemen. Deze hebben er allemaal toe bijgedragen om de taal van lichamelijkheid te bederven, het te beroven van zijn oorspronkelijke betekenis. Elke dag worden we gebombardeerd met beelden die sex koppelen aan ongeveer alles wat je kunt kopen. Dit is diep verwarrend voor ons. Omdat het zeldzaam is beelden te zien van nabijheid, buiten deze context, heeft de wereld geen kader om de vele manieren om ons lichaam te gebruiken voor troost en heling van elkaar uit te leggen en te waarderen. Van al heel jong af aan zijn we geconditioneerd om te geloven dat de enige manier om fysieke nabijheid te nemen en geven in een sexuele relatie is. Laatst hoorde ik een volwassene mijn 6 jaar oude geweldige nicht uithoren over haar ‘vriendje’ op school, terwijl ze steeds meer verward raakte. Nu al worden haar onschuldige vriendschappen vervormd door de onoplettendheid van volwassenen.
De angst voor sexueel misbruik door volwassene heeft veel toegevoegd aan het probleem. Nu kan niemand meer een kind aanraken, alleen de eigen ouders van het kind, zonder te voelen dat de wereld zijn of haar motieven ter discussie stelt. Als een kind niet alle fysieke aandacht thuis krijgt, en dat zijn er veel, wordt het steeds zeldzamer dat die behoefte elders vervuld kan worden. Een vriendin van me die in de jaren 1960 basischooljuf was vertelde me dat elke dag voor het speelkwartier de kinderen die een knuffel wilden die konden halen voordat ze naar buiten gingen. Ze had altijd een rij en vaak rende de eerste weer terug achter in de rij om nog een knuffel te krijgen. Ze zei “dit zou nu nooit meer worden toegestaan”.
Gedeeltelijk hierdoor zijn mannen een bedreigde soort als het gaat om de vroege verschaffing, en wat een verlies. Afwezige vaders zijn nu al een pijnlijke werkelijkheid voor veel kinderen. Voor deze kinderen zou de kans voor het opbouwen van positieve relaties met mannen buitenshuis één van de hoofdvoordelen moeten zijn van speelgroepen, verpleging of school. In Engeland is maar 1% van de vroege kinderjaren werkers een man. Wat leert dit jonge kinderen? Alle liefde en zorg, plezier en energie, die mannen in het leven van jonge kinderen kunnen brengen wordt hen ontzegd. De fysieke kracht van mannen kan de belofte zijn voor veiligheid voor zoveel kinderen. Hun ruwe en draaispellen kan de enige plaats zijn voor sommige kinderen om hun eigen grenzen uit te proberen, risico’s te nemen of te voelen dat daar iemand is. Hoe leren jongens om zacht en zorgzaam te zijn als ze deze rollen alleen door vrouwen uitgevoerd zien worden? Hoe grijpt het in op zowel jongens als meisjes om opgevoed te worden in een cultuur die mannen als roofdieren ziet, als potentieel gevaarlijk?
Gehandicapte kinderen zijn, zoals gebruikelijk, de scherpe kant van deze verandering in cultuur. Hoewel mijn verhaal misschien extreem lijkt, en hoewel de omstandigheden voor kinderen in ziekenhuizen de laatste 20 jaar zeker ingrijpend veranderd zijn, lijden veel gehandicapte kinderen nog steeds aan het verlies van fysieke nabijheid met anderen. De beperking zelf, als die de mogelijkheden van een kind om zelfstandig te bewegen verminderen, maakt het aangeven van lichamelijk contact moeilijk, of onmogelijk. Elk contact moet door de ander aangereikt worden, als het al komt. (Neem een moment om je te realiseren wat dat voor jou leven nu zou betekenen.)
Daarnaast kunnen gehandicapte kinderen het onderwerp zijn van lichamelijke aanraking die vervelend is of pijnlijk, zoals strekoefeningen, gebruikelijk in fysiotherapie, of al het medische ingrijpen rondom een operatie. Deze ervaringen kunnen angst en verwarring veroorzaken die het verwelkomen van welke fysieke nabijheid maar ook, in de weg kunnen staan.
Een kind met beperkingen, die veel ondersteuning vragen, kan door verschillende mensen op deze manier benaderd zijn, van wie geen enkele van het kind houdt en geen enkele door het kind zelf zijn uitgezocht. Dat is heel anders dan als deze intieme taken gedaan zijn door iemand die door het kind wordt vertrouwd – iemand die deel is van zijn of haar emotionele leven. En als dit allemaal gebeurt buiten het zicht, in afgesloten en afgelegen en geisoleerde plekken, wordt de kans tot misbruik erg echt. Net als dat het voor alle kinderen in ‘Zorg’instituten hun leven nooit veilig is.
Als je me nu tegenkwam, zou je niet verwachten dat mijn leven zo begonnen is. Je zou me goed moeten leren kennen om te weten dat, na vijftig jaar, ik nog steeds niet zeker weet of het gevaar voorbij is, waar ik eindig en de wereld begint, of er behalve mij nog een denkend persoon is op deze planeet, of enige belangrijke relatie zal voortduren, of dat ik durf om zelfs hen die mij het meest liefhebben te laten horen dat ik huil. Het is zelfs nog steeds niet gemakkelijk om dit op te schrijven en aan mezelf toe te geven.
De lange termijn effecten van het verlies van het geven of nemen van menselijke aanraken kan je ‘mind’ voor altijd beinvloeden. Binnen en buiten HC moeten we beginnen om de taal van aanraken terug te eisen en onze lichamen terug te eisen als de prachtige bron die ze voor elkaar kunnen zijn als we strijden om volledig menselijk te zijn.
Londen, Engeland
- - - -